Simone Derksen (51)
Neemt zichzelf en Boekelo op de hak.
Maar deelt vandaag een compliment uit.
Ze oogt fragiel, maar haar warmte en belangstelling blijft. ’s Ochtends vroeg, op mijn verjaardag, is er een kaartje door de brievenbus gegooid. Ik herken haar handschrift: schuin geschreven, netjes. Een postcode ontbreekt. ‘Hoe komt dat kaartje hier’, bedacht ik mij dit jaar. Heeft ze één van haar zonen ingeschakeld of is ze toch, zo vroeg op de dag, in de auto gestapt en hier heel rustig naar toe gereden? Ik pak een schaar en knip de envelop open. Dat is uitzonderlijk: met andere enveloppen ben ik minder voorzichtig: de blauwe enveloppen worden opengescheurd (herkenbaar?). Vlug schieten mijn ogen over de zorgvuldig geschreven regels: daarna lees ik de tekst rustig. “Lieve Simone” staat er. En voor mij zijn haar woorden waardevol. Ze feliciteert mij, wenst mij niet alleen geluk toe, maar laat ook zien dat ze op de hoogte is van hoe het thuis bij ons gaat. “Je bent een zondagskind”, schreef ze ooit. Dat klopt: maar soms voel ik mij een maandagochtendmens, zo rond 04.00 uur. En dat is niet mijn beste tijd. Ze refereert aan de vijftienjarige puber. Een sociaal kind met, de afgelopen jaren, behoorlijk wat pech. Maar hij zet door, en zo doen we dat samen. En soms ook even niet. Ze waagt een paar woorden aan hem. Ik lees deze aan hem voor. Zoon waait de woorden niet weg, maar reageert met “ok” (oké). En dat is een compliment.
Zonen en schoondochters, altijd in haar hart
Ik denk aan haar zes zonen. En evenveel schoondochters. Dat laatste is bijzonder, ook al zal degene die haar verleden niet kent, het niet opvallen. Grote kerels zijn het: ook in lengte. Ze zijn allemaal zorgzaam. Ze kregen warmte van huis mee. Ze hebben wilskracht en doorzettingsvermogen en maken bewuste keuzes. Soms verstandelijk, soms op basis van emotie. De één functioneert op de achtergrond, de ander vertelt zijn verhaal graag in de media. Maar altijd houden ze in hun achterhoofd waar ze vandaan komen, hoe ze zijn groot gebracht. Het siert ze.
Verdriet
Ik ken haar kinderen: allemaal. Ze zijn rond de vijftig. Twee van de jongens noem ik mijn vrienden. Echte vrienden heb je niet zoveel. De kans dat u één van hen kent is groot. Vlak na zijn geboorte wisten zijn ouders dat één van de kinderen niet oud zou worden. Maar hij vocht, lachte, knokte, werd verliefd en trouwde. Zij en haar man vochten mee. En hij liet niet merken dat hij ziek was aan ‘vreemden die hij voor het eerste ontmoette’. Dus duwde ik hem, op een parkeerplaats in Giethoorn, uit de stilstaande auto. Onbenullig: geen idee dat ik hem zou kunnen ‘beschadigen’. Het hart van mijn partner sloeg even over. Maar Stefan lachte. Hij was niet van porselein, van roestvrijstaal, zou blijken. En hij was de broer van een vriend van mij. Niet meer, niet minder, maar goed.
Blijven slapen, als je man was
De deur van de boerderij stond –en staat- altijd open. Het was de zoete inval. Oud & Nieuw vierden we hier als twintigers en dertigers. In eerste instantie zonder kinderen. Aan een ronde tafel waar we, en gelooft u mij, met gemak met veertien personen om heen zaten. Zij, weduwe ondertussen, was erbij. En al waren onze eigen ouders elders, haar gezelschap had een meerwaarde. In haar keuken werd gekookt, gerommeld. Het vierentwintigdelig Boerenbontservies stond op tafel en verdween, gang na gang, tussentijds in de vaatwasmachine. Diep in de nacht ging de laatste van het gezelschap naar huis, het nieuwe jaar in. Of je bleef slapen. Er was altijd een plekje vrij. Als je man was.
Carnaval met stamppot
Met carnaval aten we decennialang stamppot met worst en spekjes. Door haar bereid in grote pannen. De eerste feestvierders kwamen vanaf 18.00 uur binnen. De laatsten -al dan niet enigszins aangeschoten- rond 20.00 uur. Mensen die we niet kenden kwamen binnen en aten mee. Soms enigszins beschaamd ‘hoor ik hier wel’? Zij heette ze welkom en schoof een bord naar ze toe.
Mevrouw Jo Haafkes
Op 3 januari 2001 zat ik bij haar in de keuken met een baby op schoot. Vijf weken eerder, een dag na zijn geboorte, was ze in het ziekenhuis om een cadeautje af te geven. Bescheiden, maar zo welkom. Enkele jaren geleden, wij waren net verhuisd naar Boekelo, kwam ze ’s avonds iets drinken. Een fles rode wijn stond op het bijzettafeltje, ik dronk één glas. Toch was aan het eind van de avond de fles leeg. “Onmogelijk”, beweren haar zonen, die zelf nooit te diep in het glaasje kijken (?). Feit is dat ze later op de avond wegreed in haar donkerblauwe Polo, met haar handpalm draaide ze het stuur van links naar rechts en reed haar auto uit het parkeervlak. Tom Coronel zou van haar kunnen leren. Nee, ze claxonneerde niet, ze is een dame. “Ik wil even naar haar toe,”, denk ik regelmatig. Maar dan komt het er even niet van. Ze vertelt dat ze Boekel-Loos leest. Alles: inclusief deze column. Daarom: Mevrouw Jo Haafkes. Dit verhaaltje voor u. Om uw moed, doorzettingsvermogen, integriteit en liefde. U inspireert ons! De parel van Boekelo.
Social media